Godart Bakkers – De kroketten in het restaurant (nl)

De kroketten in het restaurant

‘De kroketten in het restaurant / zijn aan de kleine kant.’ Is wellicht het bekendste gedicht van Johnny de Selfkicker, het alter ego van Johnny van Doorn zaliger. Een zin die hij hoorde terwijl hij in het restaurant at en die hij vereeuwigde door hem te ‘kaderen’ als gedicht. Beinvloed door de beatgeneration en doorspekt met een grote maling aan autoriteit en heersende conventies, bekritiseerde hij in dit gedicht in één zin de bourgeoisie, de culturele en de –al dan niet zelfbenoemde- intellectuele elite. Zijn generatie, jonge Amsterdammers in de jaren 1970-1980 hadden geen nood aan intellectueel gezever. De kunst ligt op straat en ligt daar goed. Past Van Doorn voor de moeite iets toe te voegen aan wat hij vindt, anders is dat voor de geestelijke vader van de ‘gevonden poezie’ Tristan Tzara. De Dadaïst vond gedichten in de krant. Van een artikel dat hem geschikt leek, knipte hij de woorden uit, stopte ze in een hoed, schudde daar een paar keer mee en kieperde de inhoud leeg op een tafel en het gedicht was af, mits Tzara een goede titel vond. De eerste strofe van zijn gedicht ‘De staart van de duivel is een fiets’ dat op die manier tot stand kwam, leest als volgt: ‘met praalwagens / er zijn uitvinding / bloemenfeest’. De woorden dragen een betekenis in zich, maar het geheel doet vreemd, zo niet fout aan. Het klopt niet, het loopt voor geen meter, maar het klinkt goed, dus misschien werkt het wel, maar anders. Op die manier ‘werken’ de sculpturen en assemblages van Jeroen Frateur. Gebruiksvoorwerpen zijn niet langer bruikbaar zoals ze gemaakt zijn, maar in hun nieuwe gedaante lijken ze toch te werken, al zie je meteen dat dat wiel niet draait, of de visser geen vis zal -en wil- vangen. Ligt bij Van Doorn en Tzara een cultureel nihilisme ten grondslag aan de afkeer van de klassieke kunstvormen, bij Frateur is die afkeer of die politiek in grote mate afwezig. Frateur gooit ook niet alles in een hoed, dan op een hoop en af. Hij selecteert de voorwerpen en dingetjes die hij op straat vindt en creëert het uiteindelijk werk als het ene dingetje bij een ander dingetje past. De kunstenaar die Nicolas Bourriaud omschrijft als de dj, een kunstenaar die bestaande nummers samenbrengt, samplet en niet toevallig de rommelmarkt als zijn voornaamste werkterrein heeft. Verschilt het vertrekpunt bij Frateur van eerdergenoemde dichters, dit proces, of het resultaat lijkt wel op dat van Tzara en Van Doorn. De gelegenheid creëren om nog onbekende ‘functies’ in het alledaagse te vinden. Waar waardeloze voorwerpen mogelijkheden zijn, een bron voor onverwachte vondsten en situaties. Antilogische, soms grappige, maar in ieder geval optimistische machines en sculpturen. Geen nihilistisch afzetten tegen een cultuur, maar die cultuur omarmen, transformeren, misschien corrigeren, en laten zien wat er is, of kan zijn.

Godart Bakkers